Onderwijs

Vrijeschoolonderwijs

Vrijeschoolonderwijs (Waldorf education) is een sterke, veelzijdige vorm van onderwijs. Het vrijeschoolonderwijs is erop gericht om een brede ontwikkeling bij kinderen te stimuleren. Vrijescholen staan voor een weloverwogen balans tussen cognitief leren en het verwerven van praktische, creatieve, sociale en motorische vaardigheden. Het lesaanbod, de lesmethodes, de toetsingsvormen en schoolactiviteiten worden hierbij zorgvuldig afgestemd op de ontwikkelingsfasen van kinderen. Verdere belangrijke kenmerken van de vrijeschool zijn: het kleuteronderwijs waarbij spelen centraal staat, de grote aandacht voor de natuur (in de lessen, materialen en seizoensfeesten), ervaringsgerichte lessen en een werkwijze waarbij kinderen op hun eigen manier bepaalde leerstof uitwerken.

 

Vrij

Vrijeschoolonderwijs bestaat al bijna honderd jaar. Het valt in het Nederlandse onderwijsbestel onder neutraal of algemeen bijzonder onderwijs. Het is een door de overheid erkende en gesubsidieerde onderwijsvorm en valt onder het toezicht van de onderwijsinspectie.
Vrijescholen willen onafhankelijk van de overheid hun leerplan en pedagogie kunnen vormgeven en kinderen opvoeden tot vrije, onafhankelijke mensen.
“Het woord ‘vrij’ in de naam ‘vrijeschool’ slaat niet op het vrij laten van het kind. Er wordt mee bedoeld: de school wil haar pedagogische visie in vrijheid kunnen realiseren.
De vrijeschool is een vorm van vernieuwd klassikaal leren. Het onderwijs is niet vrijblijvend, maar de kinderen krijgen (naast werk- en oefenmateriaal uit lesmethodes) opdrachten die zij op hun eigen manier kunnen uitwerken. Het lesplan en de leerdoelen voor ieder schooljaar staan vast. De vrijeschool werkt net als andere basisscholen aan de door de overheid geformuleerde kerndoelen voor het basisonderwijs.” (bron: www.watisdevrijeschool.nl)

 

De vrijeschool toen, en hier en nu

Vrijeschoolonderwijs is gebaseerd op het gedachtegoed van de Oostenrijkse wetenschapper en filosoof Rudolf Steiner(1861-1925), de grondlegger van de antroposofie. Kort na de Eerste Wereldoorlog ontstond in Stuttgart de eerste vrijeschool. In 1923 werd de eerste Nederlandse vrijeschool opgericht in Den Haag. Inmiddels zijn er 95 vestigingen in Nederland. Wereldwijd zijn er zo’n 800 scholen in 55 landen, meestal aangeduid als ‘Steinerscholen’ of ‘Waldorfscholen’.

 

Hoofd, hart en handen

De kern van het vrijeschoolonderwijs wordt vaak omschreven als onderwijs voor hoofd, hart en handen. In de visie van vrijescholen moet er voor het denken, het gevoelsleven en een sterke motoriek evenveel aandacht zijn in het onderwijs. Voor een evenwichtige ontwikkeling van kinderen op deze drie gebieden is het onderwijsaanbod daarom zeer veelzijdig samengesteld.

 

Leeftijdsgericht

Belangrijk voor het onderwijs en het leerplan op de vrijeschool is dat dit past bij de ontwikkelingsfasen van de leerlingen. Vrijescholen baseren zich op het antroposofische mensbeeld en verdelen de ontwikkeling van kinderen in periodes van zeven jaar. De eerste zeven jaar zijn vooral gericht op de lichamelijke ontwikkeling, in de volgende periode (7-14 jaar) krijgt het gevoel meer de aandacht en in de periode vanaf 14 jaar ligt het accent op de intellectuele ontwikkeling.
Elk leerjaar, van klas 1 tot en met klas 12, heeft een jaarthema dat aansluit bij de leeftijdsfase van de kinderen. Kleuters worden in alle activiteiten op de vrijeschool anders benaderd, begeleid en betrokken dan de schoolkinderen.

 

Veelzijdig

De veelzijdigheid van het vrijeschoolonderwijs is goed te zien aan de verschillende vakken, materialen en methodes die worden aangeboden. Het aanbod is zorgvuldig toegespitst op de leeftijd en belevingswereld van het kind. Voor taal en rekenen worden unieke methodes gebruikt met bewegen, klappen en stampen. In de visie van de vrijeschool zijn veel creatieve- en bewegings-activiteiten ondersteunend bij het leren.
Naast de hoofdvakken op de basisschool van taal en rekenen en kennisvakken als aardrijkskunde en geschiedenis, vind je dan ook in het vrijeschoolonderwijs: beweging, schilderen, tekenen, muziek (volledig ‘live’/ zelf gemaakt), handwerken, techniek, houtbewerken, tuinbouw, vormtekenen, jaarfeest/seizoensfeest vieringen, toneel, euritmie, wereldverhalen, mythologie, broodbakken, vreemde talen, periode-onderwijs, zang en dans.
In het onderwijs en schoolactiviteiten wordt veel gebruik gemaakt van natuurlijke materialen. Op een vrijeschool kom je materialen tegen zoals bijenwas, schapenwol, klei, vuur, cement, stro, baksteen, gedroogde bonen, ganzenveren en inkt.

 

Wie ben ik, wat kan ik, wat wil ik

In het ruime en weloverwogen onderwijsaanbod kunnen kinderen erachter komen wie ze zijn en wat ze graag willen in het leven. Ze ervaren dat ze worden gezien zoals ze zijn en mogen worden wie ze zijn.

“Effectief onderwijs is rekening houden met de ontwikkelingsfasen van het kind. Dit is de kern van het vrijeschoolonderwijs.“bron: http://www.watisdevrijeschool.nl/Visie.html

1. Vrijescholen bereiden kinderen voor op de maatschappij van de toekomst.
2. Vrijescholen zoeken de uitdaging in de realiteit zoals die is.
3. Vrijescholen bieden onderwijs in leeftijdsfasen.
4. Op vrijescholen volgen we de seizoenen en het ritme van de natuur.
5. Euritmie als vak dat alle vakken ondersteunt.
6. Bij vrijescholen is ieder leren een creatief proces.
7. Periodeonderwijs biedt de mogelijkheid lesstof te verdiepen.
8. Vrijeschoolleerkrachten zijn zich bewust van hun voorbeeldfunctie.
9. Vrijescholen ontwikkelen de natuurlijke ontvankelijkheid van het kind.
10. Vrijescholen creëren een vertrouwensbasisbron: http://www.vrijescholen.nl/vereniging/teksten-identiteit-van-de-vrijeschool/identiteit-van-de-vrijeschool.html

 

Meer informatie?

Voor méér algemene inhoudelijke informatie over het vrijeschoolonderwijs verwijzen wij u graag door naar www.watisdevrijeschool.nl en het digitale boekje ‘wat maakt de vrije school uniek?’ gemaakt door de Vereniging van vrijescholen.

 

Veel gestelde vragen

De vrijeschool is een vorm van vernieuwd klassikaal leren. Het onderwijs is niet vrijblijvend, maar de kinderen krijgen (naast werk- en oefenmateriaal uit lesmethodes) opdrachten die zij op hun eigen manier kunnen uitwerken. Het lesplan en de leerdoelen voor ieder schooljaar staan vast. De vrijeschool werkt net als andere basisscholen aan de door de overheid geformuleerde kerndoelen voor het basisonderwijs.

De uitstroom van de leerlingen naar het vervolgonderwijs ligt op de meeste vrijescholen boven het landelijk gemiddelde. Een groot deel van de leerlingen gaat na de basisschooltijd niet verder naar de bovenbouw van de vrijeschool, maar naar een reguliere middelbare school in de omgeving. De overstap van de vrijeschool naar de reguliere middelbare school verloopt doorgaans goed. Vrijeschoolkinderen worden vaak getypeerd als creatieve denkers, betrokken bij de school. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt bovendien dat vrijeschoolleerlingen het leren leuk blijven vinden, ook aan het einde van de schooltijd.
Veel vrijescholen maken gebruik van landelijk genormeerde toetsen voor het volgen van de resultaten van de leerlingen. Bij het advies voor het voortgezet onderwijs wordt naast de resultaten van de gehele schoolloopbaan gebruik gemaakt van landelijke onderzoeken en testen zoals de NIO toets en het Drempelonderzoek.

Leraren voelen zich eerder opvoedingskunstenaars dan schoolmeesters. Zij besteden veel tijd aan scholing. De organisatie is daarom meestal in handen van een schoolleider en van bestuursleden. Sommige scholen zijn gefuseerd tot regionale organisatorische eenheden, om de efficiëntie te vergroten.
Oorspronkelijk gold in de vrijeschool het principe van lerarenzelfbestuur; in de huidige tijd is het managen van een school en de organisatorische en wettelijke voorschriften niet meer te combineren met het vak van leraar en worden ook vrijescholen geleid door schoolleiders met de hulp van onderwijs ondersteunend personeel. In vrijescholen is het over het algemeen wel zo dat het lerarenteam een grote stem heeft in het beleid van de school; zij staan immers aan de basis van het onderwijs dat gegeven wordt en geven dit ook zelf vorm binnen de kaders die hiervoor gesteld zijn.

De uitstroom van schoolverlaters laat zien dat kinderen in allerlei vormen van voortgezet onderwijs terechtkomen. Door de brede ontwikkeling van het vrijeschoolonderwijs ligt er een scala aan mogelijkheden open. Op veel vrijescholen ligt het niveau van de uitstroom boven landelijk gemiddeld. Doordat er meer basisscholen van de vrijeschool zijn dan middelbare scholen, stromen vrijeschoolleerlingen na de basisschooltijd vaak door naar het regulier voortgezet onderwijs.

De uitwisseling van kennis en ervaring met andere vormen van onderwijs vormt een aandachtspunt voor de vrijeschool in haar algemeenheid. Hier liggen zeker nog mogelijkheden voor verdere ontwikkeling. Het verschil van visie op opvoeding en onderwijs vormt nog vaak een drempel hierin.
De vrijeschool wordt door ouders niet ervaren als een afgesloten wereld. Zij komen uit allerlei verschillende hoeken van de samenleving en delen een visie op het opvoeden van hun kinderen. Vrijescholen zijn echte gemeenschappen met veel sociale contacten. Allochtone bevolkings-groepen vinden niet gemakkelijk de weg naar de vrijeschool, omdat deze onderwijsvorm hun veelal niet bekend is.

De gevoelsmatige benadering bevordert de zelfstandigheid. Hierdoor past een kind zich juist gemakkelijker aan, zonder zichzelf te verliezen.

Meestal is er wel carpooling, maar het reizen kan inderdaad een nadeel vormen. Het vraagt soms vroeger opstaan en eerder van huis gaan. Niet alle kinderen kunnen op de fiets naar school komen, omdat ze simpelweg te ver weg wonen. Ook brengt het verdere reizen soms extra kosten met zich mee. Veel gemeenten bieden hiervoor mogelijkheid tot het aanvragen van reiskosten-vergoeding.
Ondanks het feit dat kinderen niet samen met buurkinderen naar school gaan, ontwikkelen ze in de buurt veelal leuke sociale contacten. De praktijk laat zien dat het eerder de ouders zijn voor wie contacten in de buurt minder gemakkelijk zijn, omdat ouders bewust kiezen voor een andere stijl van opvoeden. Bijvoorbeeld ten aanzien van voeding, tv-kijken of computerspelletjes. Ouders op de vrijeschool kiezen veelal bewust voor gezonde voeding en denken na over tv- en computer-gebruik. Elke keuze heeft voor- en nadelen. Iedere ouder zal zelf moeten beslissen of de voordelen de nadelige consequenties waard zijn.

Rudolf Steiner, de grondlegger van de antroposofie, heeft in 1919 de vrijeschool in het leven geroepen. Zijn inzichten over hoofd, hart en handen vormen de grondslag van het pedagogisch handelen.
Dit komt tot uiting in de wijze waarop de vrijeschool naar kinderen kijkt. Een kind is als een reiziger die een nieuw land binnentrekt. Het ontdekt zijn lichaam, zijn binnenwereld en de grote buitenwereld. Dit doet het op zijn eigen, unieke manier. De vrije school wil die ontdekkingsreis zó begeleiden dat het kind vooral ook zichzelf leert kennen en waarderen. Dat het mag zijn wie het is: een onvervangbaar individu, een geestelijk wezen. Dit spirituele uitgangspunt komt in de lespraktijk bijvoorbeeld tot uiting in de ochtendspreuk: “Ik zie rond in de wereld, waarin de zon haar licht zendt, waarin de sterren fonkelen, waarin de stenen rusten, de planten levend groeien, de dieren voelend leven, waarin de mens bezield de geest een woning geeft.”

Vrijescholen vragen doorgaans een hogere vrijwillige ouderbijdrage dan andere scholen. Dit heeft te maken met het feit dat vrijescholen meer personeel in dienst hebben dan andere scholen, wat zich vertaalt in extra aandacht voor de kinderen. De ouderbijdrage wordt besteed aan het dagelijks onderwijs, niet aan extra’s zoals schoolreisjes, speeltoestellen of projecten.
De vrijeschool is zeker geen materialistische school, eerder het tegenovergestelde. Kinderen groeien op dichtbij de natuur, met oog voor het kleine, met oog voor elkaar. Het lesprogramma heeft kwaliteit en inspiratie. Zo leren kinderen nog echt zingen. Veel scholen hebben een leerlingenorkest. Schilderen, tekenen en boetseren zijn vakken met een doorlopende leerlijn.

Gezinnen op de vrijeschool komen uit alle lagen van de bevolking, van hoog opgeleid tot laag opgeleid. De gemeenschappelijke factor die vrijeschool ouders bindt, is een bewuste levenshouding en visie op het opvoeden van kinderen. Vrijescholen zijn scholen met een sociaal karakter. Ouders zijn betrokken en actief in en om de school; de jaarfeesten worden veelal samen met de ouders gevierd, en er is veel uitwisseling tussen de ouders en de school.